Minst belaste weg …

Het opzoeken van die minst belaste weg is voor ons de uitdaging in elk dossier binnen de krijtlijnen van de wettelijke bepalingen. De oorsprong van dit principe is stokoud: het Brepols Cassatiearrest van 6 juni 1961. De fiscale wetgever heeft in 2012 een nieuw bewijsmiddel ingevoerd om dat gevestigde principe meer te duiden.

Binnen tal van fiscale wetboeken heeft zowel de wet- als de decreetgever het begrip “fiscaal misbruik” ingevoerd. Dat is een extra specifiek fiscaal bewijsmiddel dat de fiscus kan hanteren om haar in staat te stellen rechtsmisbruik op een efficiënte manier aan te pakken zonder de rechtszekerheid en het principe van de vrije keuze van de minst belaste weg, fundamenteel aan te tasten. Immers, de Belgische grondwet stelt dat geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan door een wet. Hetzelfde geldt voor belastingen ten behoeve van een gemeenschap of een gewest. De keuze voor de minst belaste weg blijft een fundamenteel recht van de belastingplichtige.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige middels de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

  • een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van het betrokken fiscaal wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst; of
  • een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van dat fiscaal wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

De strijdigheid met de doelstellingen van de fiscale wetgeving moet begrepen worden in het licht van het begrip “volstrekt kunstmatige constructie”. Er is sprake van een “volstrekt kunstmatige constructie” wanneer de verrichting niet de economische doelstellingen onderliggend aan de fiscale wetgeving nastreeft of geen verband houdt met de economische werkelijkheid, of niet aan commerciële of financiële marktvoorwaarden plaatsvindt. Het gaat met andere woorden om rechtshandelingen die alleen worden uitgevoerd om belastingen te ontwijken.

Om een klaar voorbeeld te geven. Stel dat een belastingplichtige echte boter smeert en ostentatief weigert margarine te gebruiken. Enige reden: het btw-tarief op echte boter is maar 6 procent. Op margarine is dat immers 12 procent. De fiscus kan hier nooit het tarief van 12 procent afdwingen. Dit is geen “volstrekt kunstmatige constructie”: de belastingplichtige smeert effectief echte boter. Een voorbeeld vinden waar de jurisprudentie wél de toepassing van het bewijsmiddel toestaat, is niet meteen te vinden. Wellicht is dat omdat het huidige wetsartikel nog relatief jong is (2012).